Wie kan bepalen of mijn kind uit huis wordt geplaatst?
Alleen een rechter kan besluiten dat een kind uithuisgeplaatst wordt. Als de hulpverlening in het vrijwillig kader niet helpt om de problemen op te lossen, dan kunnen de betrokken professionals (zoals een wijkteammedewerker) een ‘verzoek tot onderzoek (vto)’ indienen bij de Raad voor de Kinderbescherming. Zij vragen de Raad dan om te onderzoeken of een ondertoezichtstelling en/of een uithuisplaatsing (kinderbeschermingsmaatregel) nodig is.
Voordat dit verzoek gedaan wordt, wordt de situatie vaak besproken in een overleg waarbij professionals van verschillende organisatie aansluiten. Bijvoorbeeld de Raad voor de Kinderbescherming, jeugdbescherming, het wijkteam, Veilig Thuis en betrokken hulpverleners. Dit wordt ook wel een ‘jeugdbeschermingsplein’ of ‘jeugdbeschermingstafel’ genoemd.
Tijdens dit overleg wordt besproken wat er aan de hand is, of vrijwillige hulp nog kan werken of dat een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming nodig is. Er zijn twee uitkomsten mogelijk:
-
De vrijwillige hulpverlening is voldoende of moet worden aangepast/bijgesteld om de situatie te verbeteren.
-
De vrijwillige hulpverlening is niet voldoende om de situatie te verbeteren. Een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming is nodig.
De Raad voor de Kinderbescherming gaat dan onderzoeken of een kinderbeschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling en/of een uithuisplaatsing nodig is. Als zij dat nodig vindt, dan vraagt zij de rechter om hierover een beslissing te nemen. Het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, met daarin hun advies, sturen ze op aan de rechter. De kinderrechter beslist of een kinderbeschermingsmaatregel echt nodig is.